Zoeken in normen
918 resultaten
4.3.1 Type AC
Vanaf 1975 worden toestellen voor aardlekbeveiliging type AC toegepast. Bij een sinusvormige
foutstroom is de werking gegarandeerd, maar bij een pulserende DC-foutstroom spreekt
type AC niet aan of pas bij foutstromen die veel groter zijn dan de nominale aanspreekstroom.
Vanaf 1996 is het gebruik van toestellen voor aardlekbeveiliging type AC niet meer
toegelaten in nieuwe installaties.
4.3.3 Type B
Indien in een installatie constante DC-foutstromen kunnen voorkomen, moet een toestel
voor aardlekbeveiliging type B worden geïnstalleerd. Constante DC-foutstromen kunnen
bijvoorbeeld ontstaan in installaties met omvormers voor PV-systemen of met oplaadsystemen
voor elektrische voertuigen. Bij driefasematerieel kan het pulserende karakter van
foutstromen in bepaalde situaties vergelijkbaar zijn
4.4 Inspectie
De controle op de doeltreffendheid van een toestel voor aardlekbeveiliging moet als
volgt plaatsvinden:
— visueel controleren van de nominale aanspreekstroom;
— visueel controleren van het type aardlekbeveiliging;
— beproeven van de aanspreektijd en aanspreekstroom;
— beproeven met de testknop.
Dit geldt zowel voor TT-stelsels als voor TN-stelsels. Concreet houdt
4.5 Producteisen
De aanspreekstroom van een toestel voor aardlekbeveiliging (I∆) mag niet groter zijn dan de nominale aanspreekstroom I∆n. De eis aan de uitschakeltijd is afhankelijk van de grootte van de foutstroom, deze
staat in
tabel 2.
Tabel 2 geldt alleen voor sinusvormige foutstromen. De uitschakeltijden voor sinusvormige
foutstromen zijn voor alle typen aardlekschakelaars gelijk. Voor niet-sinusvormige
4.6 Toepassing in TT-stelsels
In een TT-stelsel met een nominale spanning van 230 V moet meestal een toestel voor
aardlekbeveiliging worden toegepast voor foutbescherming, indien de vereiste uitschakeltijd
volgens tabel 41A van
NEN 1010:2015 voor eindgroepen niet kan worden bereikt met een beveiligingstoestel tegen overstroom.
Bij toepassing van een toestel voor aardlekbeveiliging is een foutstroom gelijk aan
2 × I∆n voldoende
3.1 General
3.1.1
electrical installation
includes all the electrical equipment which provides for the generation, transmission,
conversion, distribution and use of electrical energy. It includes energy sources
such as batteries, capacitors and all other sources of stored electrical energy
3.1.2
operation
all activities including work activities necessary to permit the electrical installation
to
3.4 Working
3.4.1
work activity
any form of electrical or non-electrical work where there is the possibility of an
electrical hazard
3.4.2
electrical work
work on, with or near an electrical installation such as testing and measurement,
repairing, replacing, modifying, extending, erecting, maintaining and inspecting
3.4.3
non-electrical work
work near to an electrical installation such as
3.5 Protective devices
3.5.1
screen
any device, which may be insulated or not, which is used to prevent approach to any
equipment or part of electrical installation which presents electrical danger
3.5.2
barrier
part providing protection against direct contact from any usual direction of access
3.5.3
insulating covering
rigid or flexible cover made of insulating material used to cover live and/or unenergized
3.6 Nominal voltages and S-systems
3.6.1
extra-low voltage
ELV
normally not exceeding 50 V alternating current (a.c.) or 120 V ripple free direct
current (d.c.) whether between conductors or to earth
Note 1 to entry: This includes SELV, PELV and FELV (see
HD 60364-4-41).
3.6.2
low voltage
LV
normally not exceeding 1 000 V a.c. or 1 500 V d.c.
3.6.3
high voltage
HV
[not applicable]
3.6.101
S system
4.2 Personnel
All personnel involved in a work activity on, with, or near an electrical installation
shall be instructed in:
— the safety risks;
— the safety requirements;
— the safety rules;
— the company instructions applicable to their work.
These instructions shall be repeated during the course of the work where the work
activity is of long duration or is complex., to be
Zoeken in de website
52 resultaten
NEN 3140+A2:2018 geeft een andere visie op het inspectiebeleid
We werken alweer drie maanden met NEN 3140+A2:2018. Dit artikel gaat over de gewijzigde benadering van de inspecties van bestaande elektrische installaties. Dit kan een reden zijn voor de installatieverantwoordelijke (IV) zijn inspectiebeleid te herzien.
In 5.3.3.1.101 van NEN 3140+A1: 2015 staat een bepaling die stevig in het gedachtengoed van elektrotechnisch Nederland is verankerd: “Bij inspectie
Inspectiefrequentie installaties
Artikel 5.101 uit NEN 3140 geeft de eisen weer van een inspectie van bestaande elektrische installaties. De tijd tussen twee opeenvolgende inspecties moet voldoen aan bijlage I. Met deze rekentool kunt u bepalen hoeveel tijd er tussen inspecties mag zitten. Een afzonderlijk tijdsinterval kan worden vastgesteld voor elke elektrische installatie en voor elk onderdeel van een elektrische installatie.
Rekentools
Deze rekentools helpen u om vast te stellen:
Inspectie- en instructietermijnen
Met Bijlage E kunt u vaststellen wanneer een VOP, VP, WV of IV opnieuw instructie moet krijgen.
Bijlage I geeft de termijn aan voor inspectie van uw elektrische installaties.
Bijlage K geeft de termijn aan voor inspectie van uw elektrische arbeidsmiddelen.
Steekproefbepaling
Met bijlage J kunt u de grootte
Bestaat er een NEN 3140-keuringssticker?
Nee, die bestaat niet. De eis die in de norm wordt gesteld, is dat elektrische arbeidsmiddelen aantoonbaar moeten zijn goedgekeurd voor het gebruik (bepaling 5.102.84 in de norm). De wijze waarop dit aantoonbaar wordt gemaakt, is niet voorgeschreven.
Moet bij het plaatsen van een cv-ketel worden voldaan aan NEN 3140? In het bijzonder op het onderdeel brandwerende doorvoeren en gasbelemmering.
NEN 3140 richt zich op het veilig werken aan en met elektrische installaties en arbeidsmiddelen. Voor oplevering van nieuwe elektrische installaties en arbeidsmiddelen zijn veel uitgebreidere inspecties noodzakelijk. Niet alleen moet dan naar de veiligheidsaspecten worden gekeken, maar ook moet worden gekeken of de functionele eisen goed zijn ingevuld.
Brandwerende doorvoeren en gasbelemmering behoren
NEN heeft een training voor Vakbekwaam Persoon. Wat zijn de leerdoelen van de cursus?
U leert op hoofdlijnen wat de Arbowet vraagt en wat het Arbobesluit aangeeft. Verder wordt u bekend met de inhoud van de norm NEN 3140. Je leert risico’s en gevaren herkennen (waaronder aanrakingsgevaar en de vlamboog) en je leert in de training wat de positie is van de Vakbekwaam Persoon ten opzichte van andere aanwijzingsniveaus binnen een organisatie. Tot slot leer je hoe je veilig werkt aan een